Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gewapend met bogen, [4]rechts en links met stenen werpende, en met pijlen schietende uit den boog; zij waren [5]van de broederen van Saul, uit Benjamin. 4. Dat is, zij waren zo vaardig in het werpen met hun linker- als met hun rechterhand. Zie dergelijke Richt.20:16. 5. Dat is, van zijn maagschap, of bloedverwanten. Dit hebben die mannen gedaan, bezijden stellende de maagschap, en ziende op de rechtvaardige zaak Davids in het ongelijk, dat Saul hem aandeed. Aldus heeft zelfs Jonathan, de zoon van Saul, de zaak van David voorgestaan, hoewel hij bij zijn vader gebleven is.